Sinds je mij voor altijd
bent binnengegaan,
ben ik tot aan de rand
van je vervuld.
Dwars door de rukwinden
van het verdriet
voel ik je onder mijn huid
bewegen, warm en goed
als vroeger
toen wij overnachtten
binnen de omheining van
elkanders armen.
Wat doet het er dan toe
dat de wereld leeg
en winters is geworden
nu mijn ogen
je nooit meer zullen zien
en ik mijn hoofd niet langer
in je schoot kan leggen?